ATEX 114 eisen aan producten in explosie-gevaarlijke omgevingen
ATEX 114 (2014/34/EU) voorheen de ATEX 95 richtlijn beschrijft de eisen die gesteld worden aan apparatuur en componenten in explosiegevaarlijke ruimtes. ATEX 114 is een Europese richtlijn die door elke lidstaat in de nationale wetgeving is opgenomen.
ATEX 144 voor elektrische en niet-elektrische componenten is vooral bedoeld is voor producenten van machine en componenten en dienen ter voorkoming van het optreden van stof -en gasexplosies.
Explosieve omgevingen (ATEX-zones) kunnen ontstaan door de aanwezigheid van nevel, stof, damp of brandbare gassen. Wanneer dit vermengd wordt met omgevingslucht (zuurstof) kan in combinatie met een ontstekingsbron een explosie ontstaan. Explosiebeveiliging voor componenten wordt in veruit de meeste gevallen bereikt door secundair de ontstekingsbron te elimineren (speciale behuizing of intrinsiek veilig maken), zoals bij onze Alfred Ex Interlocks.
Voor werkgevers en eigenaren van machine is met name de ATEX 153 (1999/92/EG) richtlijn van belang, aangezien hierin de veiligheidseisen zijn vastgelegd voor installaties in explosiegevaarlijke omgevingen.
Verplichtingen werkgevers volgens ATEX 153 in explosiegevaarlijke omgevingen
- Indelen van omgevingen op basis van frequentie en duur aan de hand van ATEX-zones;
- Risico-inventarisatie en beoordeling van deze explosiegevaarlijke zones (type en hoeveelheid aanwezige stoffen);
- Opleiden en certificeren van medewerkers die binnen ATEX-zones werkzaamheden uitvoeren;
- Inspectie, onderhoud en certificering van machines binnen ATEX-zones de gekwalificeerde installateurs.
Onderdeel van ATEX 153 is een risico-inventarisatie waarin de ATEX-zones worden bepaald. Binnen deze zones mag vervolgens alleen ATEX 114 goedgekeurde apparatuur toegepast worden. De volgende gebiedsindeling wordt hierbij gehanteerd:
Zone 0 = een explosief gasmengsel is continue of gedurende lange perioden aanwezig (meer dan 10% van de bedrijfsduur van een installatie of van de duur van een activiteit)
Zone 1 = aanwezigheid van een explosief gasmengsel tijdens bedrijf is groot (tussen 0,1% en 10% van de bedrijfsduur van een installatie of van de duur van een activiteit)
Zone 2 = aanwezigheid van een explosief gasmengsel is gering en slechts gedurende korte tijd (minder dan 0,1% van de bedrijfsduur van een installatie of van de duur van een activiteit)
Zone 20 = een explosieve stofwolk is continue of gedurende lange perioden aanwezig (meer dan 10% van de bedrijfsduur van een installatie of van de duur van een activiteit)
Zone 21 = aanwezigheid van een explosieve stofwolk tijdens bedrijf is groot (tussen 0,1% en 10% van de bedrijfsduur van een installatie of van de duur van een activiteit)
Zone 22 = aanwezigheid van een explosieve stofwolk is gering en slechts gedurende korte tijd (minder dan 0,1% van de bedrijfsduur van een installatie of van de duur van een activiteit)
Zowel onze Alfred range ATEX veiligheidsschakelaars als de Steute EX productgroep zijn geschikt voor gebruik in Zone 1 / 21 / 2 / 22.

Ex markeringen van componenten
Explosieveilige componenten die aan de ATEX 114 voldoen moeten gemarkeerd zijn met het communautaire “Epsilon x” logo in een regelmatig zeskant. Voor ATEX componenten moeten de leveranciers daarnaast een CE-verklaring van overeenstemming afleveren.
Deze componenten dienen daarnaast te worden voorzien met een codering die aangeeft in welke omgeving deze mag worden ingezet. Hierbij wordt het volgende schema gehanteerd:

A Componentgroep volgens ATEX
I | Ondergrondse mijnen
II | Industrie aan de oppervlakte
B Veiligheidscategorie
1 | Gebruik in Zone 0 (gas) of 20 (stof)
2 | Gebruik in Zone 1 (gas) of 21 (stof)
3 | Gebruik in Zone 2 (gas) of 22 (stof)
M1 | Mijnbouw zonder afschakelen
M2 | Mijnbouw verplicht afschakelen
C Atmosfeer
D | Stof
G | Gas
D Explosie Protectie
Componenten in overeenstemmen met ATEX 114
E Beschermingsklasse
db | drukvaste behuizing (volgens IEC EN CAS UL 60079-1)
tb | stofvaste behuizing (IEC EN 800079-37; IEC EN 800079-38)
F Beschermingsconcept
h | Mechanische onderdelen van componenten worden ook getest om te waarborgen dat deze geen bron van ontsteking kunnen zijn, denk hierbij aan koppen sleutels, bedientongen etc.
G Temperatuurclassificatie
Maximaal toegestane oppervlakte temperatuur (waarbij ontstekingstemperatuur van de stof altijd hoger ligt)
T1 | +450ºC
T2 | +215ºC tot +300ºC
T3 | +165ºC tot +200ºC
T4 | +120ºC tot +135ºC
T5 | +100ºC
T6 | +85ºC
H Beschermingsklasse Blootstelling
Ga | Continue blootstelling aan Ex gasmengsel
Da | Continue blootstelling aan Ex stofwolk
Gb | Sporadisch blootstelling aan Ex gasmengsel
Db | Sporadisch blootstelling aan Ex stofwolk
Gc | Zeldzame blootstelling aan Ex gasmengsel
Dc | Zeldzame blootstelling aan Ex stofwolk
I IP-waarde (Ingress Protection)
IP67 | Stofdicht en waterdicht (1m onder water voor 30m)
IP69K | Stofdicht en waterdicht (hoge druk en stoomreiniging)
J Omgevingstemperatuur (tamb)
Toegestane omgevingstemperatuur tijdens normaal bedrijf.
Ondersteuning nodig?
Vraag het onze specialisten.
Veiligheidsoplossingen in Zone 0 of Zone 20 applicaties
Om bij machineveiligheids-applicaties in ATEX Zone 0 en Zone 20 alle bedrading en elektrische componenten bij buiten de ATEX zones te houden kan er gebruik gemaakt worden van volledig mechanische interlock systeem.
Hierbij vindt het elektrisch afschakelen buiten de explosiegevaarlijke zone plaats, na het afschakelen (en indien nodig het verstrijken van de uitlooptijd) wordt een gecodeerde toegangssleutel vrijgegeven waarmee de volledig mechanische RVS deurvergrendelingen kunnen worden ontgrendeld. De Fortress Interlocks mGard en amGard S40 productgroepen zijn het enige mechanische interlock systemen die TüV gecertificeerd zijn tot PLe (EN ISO 13849-1).
Onderstaand applicatievoorbeeld toont een schematisch overzicht van een mechanisch interlock systeem (sleutelvergrendelingssysteem) als veiligheidsoplossing in ATEX zones.
